voor meer: www.tiemens.info
TWEE VERHALEN ROND ÉÉN TOREN
"Om 3.30 uur gebeurde er iets wonderbaarlijks. De Luftwaffe was de gehele dag in toenemende mate actief geweest. Een Focke-Wulf kwam uit het zuiden over de brug en probeerde de school te bombarderen. De bom kwam op straat neer, maar ontplofte niet. De Focke-Wulf trachtte ons machinegeweer te ontwijken en vloog daarbij tegen een kerktoren op, waardoor de linkervleugel er af werd gerukt en hij te pletter viel op een plein op ongeveer 400 m. afstand. Grote vreugde alom."
Het strijdgebied waar deze geschiedenis zich afspeelde. In het midden is het kruisvormige dak van de St. Walburgis Basiliek te zien. Deze verkenningsfoto werd op 19 september 1944 omstreeks het middaguur gemaakt, dus kort voordat de jager een van de twee torens van de kerk raakte. De rook van diverse branden maakt duidelijk, dat er rond de oprit van de brug hard werd gevochten
Inleiding
Zo beschreef Captain Eric Mackay in zijn boekje "WHOA MAHOMET", de strijd om de Rijnbrug (uitgave van De Graafschap, Aalten 1947) op pagina 27 het incident, waarbij een Duitse jager op 19 september 1944 een van de torens van de St. Walburgis Basiliek bij de noordelijke oprit van de Rijnbrug in Arnhem raakte en neerstortte. Twee dagen daarvoor, in de avond van 17 september, had het 2e Para Bataljon onder bevel van Lt.Col. Frost, samen met enkele kleinere eenheden de omgeving van de noordelijke oprit van de verkeersbrug in Arnhem bezet. Vanaf dat moment werd er een verbeten strijd gevoerd om dit kleine bruggenhoofd tegen de voortdurende Duitse aanvallen te verdedigen. De rest van de Britse Eerste Airborne Divisie kon door onverwacht sterke Duitse tegenstand de mannen bij de brug niet meer bereiken. Na de laatste mislukte poging op dinsdag 19 september trok de divisie zich terug op Oosterbeek. De druk op de bij de brug strijdende Britten werd op die 19e september nog vergroot door het grote aantal jachtvliegtuigen dat de Luftwaffe in de strijd wierp. Diverse ooggetuigen maakten in hun verslagen gewag van het optreden van de Luftwaffe. Het zal een zware wissel op het moreel van de troepen hebben getrokken. Hoe anders lag dat bij het incident dat Mackay beschreef! Wie was die Duitser, die door tegen de St. Walburgis Basiliek te vliegen voor zo'n spectaculair en welkom 'verzetje' zorgde, waardoor Mackay's mannen van de First Parachute Squadron Engineers in enkele gebouwen aan de oostzijde van de oprit een ogenblik hun benarde positie vergaten? Over de context van zijn optreden, over hemzelf en over een ‘dubbelganger' die plotseling 'uit de lucht kwam vallen' hierna meer.
De Luftwaffe gaat zich ermee bemoeien
Nadat hij op zondagmiddag 17 september 1944 de op slechts enkele kilometers afstand van de landingsterreinen gelegen Duitse commandobunker aan de Koningsweg in Schaarsbergen inderhaast, maar ordelijk verlaten had, draait de staf van de Derde Jachtdivisie van de Luftwaffe op 18 september alweer op volle toeren in Duisburg-Kaiserberg. Dat was mogelijk omdat daar al een reserve-commandocentrum in gereedheid was gebracht. Die zou betrokken worden, wanneer het op grond van de krijgsontwikkelingen niet langer verantwoord was in de bunker in Schaarsbergen te blijven. De divisie heeft de handen meer dan vol aan de uitvoering van het bevel dat haar op de avond van de 17e september in Duisburg via de radio bereikte: "...om met de ter beschikking staande dagjagers in het Nederlandse operatiegebied vijandelijke transport- en gevechtsformaties te bestrijden. Daarbij dient het zwaartepunt te liggen op de vernietiging van de transportzweefvliegtuigen en de transportvliegtuigen en op het gebruik van de boordwapens tegen gelande parachutisten."
Duitse jachtvliegtuigen richting Arnhem
In de nacht van 18 op 19 september gaf de commandant van de Derde Jachtdivisie, Generalmajor Walter Grabmann (38), het bevel voor de inzet van de jagers op de volgende dag. Hij wijst daarin de diverse gevechtsformaties de gebieden toe waarin zij "... ter ondersteuning van de eigen concentrische aanvallen de strijd moeten aanbinden met de vijandelijke luchtmacht en de gelande troepen. De vijand houdt zich hoofdzakelijk schuil in de bossen …" Uit het rapport dat de Chef Inlichtingen (Ic) van de Jachtdivisie bij het vallen van de avond over de gebeurtenissen van de 19e september opstelt, blijkt dat de Duitse jagers in groten getale vanaf zeven vliegvelden in Duitsland opstegen met als opdracht: "Bekämpfung feindlicher Luftlandetruppen im Raum Arnheim." Zo startten er voor de middag 34 toestellen van het type Focke-Wulf Fw 190 richting Arnhem.
Opgelijnde FW 190's
Een daarvan moest in de omgeving van Hengelo een noodlanding maken. Om 14.45 uur in de middag kwamen de Messerschmitt Bf 109’s massaal in actie. Er startten er 79 vanaf drie vliegvelden. Aan het eind van de dag waren er zes van deze toestellen nog niet terug; van één was toen inmiddels bekend dat hij een noodlanding had gemaakt in Oberwiese. De vijf andere jagers, alle behorend tot de eerste Gruppe van Jagdgeschwader 76 (I./JG 76) stonden nog als vermist te boek. Ofschoon het avondrapport van de 19e september van de Derde Jachtdivisie meldde dat er geen enkele jager in een luchtgevecht met geallieerde jagers gewikkeld was geweest, lijkt het er toch verdacht veel op dat I./JG 76 het met Mustangs aan de stok heeft gekregen. Dat valt af te leiden uit een nagekomen bericht in het avondrapport van de volgende dag. Daar staat in dat Unteroffizier (Uffz.) Ibold, één van de aanvankelijk vijf vermisten, een Mustang heeft weten neer te halen. Rond vijf uur raasden opnieuw 46 ‘Messerschmitts’ naar Arnhem.
Een Me 109
Eén van deze 46 maakte op de vliegbasis Dortmund een buiklanding, twee andere keerden niet terug. In de loop van de nacht en de daarop volgende dag druppelden de berichten over vermiste vliegers en vliegtuigen op de thuisbasis van I./JG 76, Störmede, binnen. De hierboven reeds genoemde Uffz. Ibold bleek licht gewond te zijn, Fliegerleutnant Reich was zwaar gewond, Uffz. Treibmann mankeerde niets en Gefreiter Neumann was op een ander vliegveld neergestreken. Eén vlieger moest zijn tocht naar Arnhem met de dood bekopen. Hij was Uffz. Schmidt, de man die onmiddellijk nadat hij gepoogd had met een bom dood en verderf te zaaien onder de Britten bij de brug, met de vleugel van zijn Bf 109 een van de torenspitsen van de St. Walburgis Basiliek ramde, om vervolgens op korte afstand achter de kerk met zijn vliegtuig tegen de grond te slaan. Verschillende mensen die na de Slag om Arnhem over de verkeersbrug de stad in of uit gingen, hebben het wrak in het voorbijgaan zien liggen. Eén van hen is de Arnhemmer W. Teerink. In de namiddag van 2 oktober 1944 trok hij naar Arnhem-Noord vanuit het zojuist gebombardeerde Huissen, waar hij als bewoner van Arnhem-Zuid na de slag een goed heenkomen dacht te hebben gevonden. Hij herinnert zich: "Het vliegtuig, het was een kleintje, lag op de rand van de vijver die er toen aan het einde van de noordelijke oprit van de brug lag. Het toestel lag met de neus in de richting van de Westervoortsedijk en een vleugel stak in het water. Eigenlijk zag het ding er niet eens zo vernield uit."
De vernielde St. Walburgis Basiliek
Een onverwachte tweede
Tijdens het onderzoek in het Arnhemse Gemeentearchief naar het incident, kwam dank zij de hulp van de archivaris, drs. P.R.A. van Iddekinge, uit het secretariearchief een brief te voorschijn, die op dit geval betrekking scheen te hebben. In de brief, uit 1946, deed een Oostenrijkse Pfarrer namens de familie navraag naar de plaats waar Fliegerleutnant Johann Rannsmayer (de juiste spelling bleek later Ransmayer te zijn), geboren op 24 augustus 1920 in Langenlebarn, begraven lag. Als bijzonderheid schreef de Oostenrijkse zielszorgen, Ignaz Hofbauer genaamd, dat Ransmayer op 20 september 1944 om negen uur 's morgens met zijn vliegtuig tegen een kerktoren in Arnhem zou zijn gebotst en daarop in de Rijn zou zijn gestort. "Hij zou ook nog uit het vliegtuig gesprongen kunnen zijn, omdat er een valscherm is gezien". De brief, gedateerd 10 september 1946, was gericht aan het Pfarramt Arnheim. Of hij ooit in handen van een Arnhemse pastoor of dominee is gekomen, valt niet meer na te gaan. Zeker is wel dat de brief op zeker moment bij de burgemeester terecht kwam, die hem doorstuurde naar de Luchtbeschermingsdienst (LBD).
Fliegerleutnant Johann Ransmayer (24), die op zijn 640ste vlucht sneuvelde
Dit is niet zo vreemd als het op het eerste oog lijkt, omdat deze instantie in Arnhem na de oorlog nauw betrokken was bij het bergen van Duitse gesneuvelden. Op 15 oktober 1946 liet de LBD de burgemeester weten dat de naam Ransmayer in Arnhem niet bekend is. Vervolgens stelde de burgemeester Pfarrer Hofbauer daarvan op 30 december 1946 in kennis.
Alsnog rechtgezet
Dat er iets niet klopte, was aanstonds al duidelijk. Immers, Ransmayer sneuvelde op 20 september, de dag ná het 'St. Walburgis incident', waarvan de toedracht hierboven is beschreven. En behalve de dag klopt ook het tijdstip niet. Wie hadden het wat betreft datum en uur nu bij het rechte eind, de Pfarrer en de familie van de onfortuinlijke vlieger (20 september) of de Britten (19 september)? Uit onderzoek van Duitse documenten blijkt dat de Britten gelijk hadden. Uit die documenten komen de volgende feiten naar voren: de FW 190 van Ransmayer steeg op 20 september 1944 om 8.50 uur (volgens Ransmayers logboek 07.55 uur, maar dat moet een vergissing zijn) met nog negen andere toestellen van de vierde Gruppe van Jagdgeschwader 54 op van het Duitse vliegveld Plantlünne. Hun opdracht luidde: "Verlenen van steun aan de grondtroepen in de omgeving van Eindhoven, waarbij de nadruk lag op de wegen Eindhoven-Grave en Grave-Veghel". Uit het rapport van Major Wolfgang Späte, de Kommodore van IV./JG. 54,
Major Wolfgang Späte verleende met zijn gevechtseenheid luchtsteun in de omgeving van Eindhoven
die tevens de leiding had van de gevechtsactie, blijkt dat inderdaad aanvallen zijn uitgevoerd op tankwagens, troepenconcentraties en vrachtwagens aan weerszijde van de wegen waarlangs de geallieerde troepen richting Nijmegen oprukten. Voorts werden aanvallen uitgevoerd op het station van Nijmegen en op gelande zweefvliegtuigen ten zuidwesten van Nijmegen. (Het zwaartepunt van deze actie lag in werkelijkheid dus meer bij Nijmegen dan bij Eindhoven). Tijdens deze missie werd het toestel van Ransmayer om 09.45 door Duits luchtafweergeschut naar beneden geschoten. Zo offerde Johann Ransmayer op een wel bijzonder schlemielige wijze zijn leven voor zijn Führer, Volk en Vaderland! Dit is wel een heel ander verhaal dan dat van het 'St. Walburgis incident', dat de familie is voorgeschoteld. Was het voor de betreffende autoriteiten te pijnlijk om te bekennen dat Johann Ransmayer per vergissing door eigen troepen was neergeschoten? Het antwoord op deze vraag zal wel nooit meer te geven zijn. De informatie waarom Pfarrer Ignaz Hofbauer in 1946 vroeg, is, nadat de ware toedracht van het sneuvelen van Fliegerleutnant Ransmayer bekend werd, alsnog aan het R.K.Pfarramt te Langenlebarn verstrekt. Maar uitsluitsel over de plaats van zijn graf, noch over die van Uffz. Schmidt trouwens, bleek niet te verkrijgen.
In de periode van 9 februari 1942 tot 20 september 1944 voerde Ransmayer 640 vluchten uit, waaronder 406 gevechtsvluchten. Op het moment dat hij onverwachts door ‘zijn kameraden van hetzelfde veldpostnummer’ werd neergeschoten, had hij 37 overwinningen op zijn naam staan.