voor meer: www.tiemens.info
BRITSE METEO-MELDINGEN DOOR DE DUITSERS GEBRUIKT
Sinds elektromagnetische stralen - zeg radiogolven - voor moderne strijdkrachten een onmisbaar middel zijn voor communicatie en plaatsbepaling, vormen ze voor de (potentiële) vijand een even zo onmisbare bron van inlichtingen over sterkte, samenstelling, plaats, bewapening, moreel en oogmerken van de tegenstander. Geen wonder dat elke krijgsmacht die zich van elektromagnetische golven bedient, pogingen in het werk stelt om ontdekking daarvan tegen te gaan. Bovendien zal men alles in het werk stellen om te voorkomen, dat de tegenstander uit de uitzending profijt weet te trekken. Maar dat lukt lang niet altijd. Dat is thans zo, dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog al niet anders.
Inleiding
Er zijn dan ook tal van gevallen bekend, waarbij het de ene partij lukte de radiosignalen van zijn tegenstrever te onderscheppen, te storen, te vervalsen of zelfs ten eigen bate aan te wenden. We denken aan het identificeren door de Britten van de gebundelde radiostraling waarvan de Duitsers zich bedienden om hun bommenwerpers naar doelen in Engeland te leiden, het zogeheten Knickebein navigatiesysteem. Toen de karakteristieken van de straal eenmaal bekend waren, was het niet zo moeilijk meer om een methode uit te werken die de betrouwbaarheid van het navigatiesysteem zeer doeltreffend ondermijnde. Een ander bekend voorbeeld is het ‘kraken’ door de Britten van de code, waarmee de Duitsers belangrijke radioberichten versleutelden, de zogenoemde ENIGMA berichten. Toen het ENIGMA coderingssysteem eenmaal gebroken was, kregen de Britten de beschikking over een stroom van geheime, waardevolle informatie. Overigens speurden zij lange tijd tevergeefs naar radiosignalen, die – naar zij vermoedden – gebruikt werden om de V2-raket te geleiden. Ook tastten ze in 1943 geruime tijd – letterlijk – in het duister aangaande de golflengte waarop het nieuwe type boordradar (SN2) van de Duitse nachtjagers werkte. Kortom, een terrein vol hindernissen, waarop vorderingen vaak slechts met vallen en opstaan werden geboekt.
Een Me 110 nachtjager met SN2 boordradar, die onbeschadigd in Britse handen viel. Eerst toen konden de onderzoekers vaststellen op welke golflengte de radar werkte en konden zij effectieve stoormaatregelen ontwikkelen
Peilen en luisteren
Ook de Duitsers lieten zich op dit gebied niet onbetuigd. Zij maakten eveneens dankbaar gebruik van de radiostraling die uit het andere kamp afkomstig was en niet bepaald voor hen was bedoeld. In de duinen bij Oostvoorne bouwden zij een peilapparaat (codenaam Klein-Heidelberg), dat gebruik maakte van de radiostraling van de radarapparatuur aan de Britse oostkust. Klein-Heidelberg stemde af op de frequentie waarop de radarzender werkte van een station uit de Chain Home keten, waarvan men de locatie precies kende. Men vergeleek vervolgens de fase van het rechtstreekse signaal van het station met die van het signaal dat werd opgevangen nadat het ‘ergens onderweg’ weerkaatst was tegen een voorwerp (lees vliegtuig) dat zich tussen beide stations bevond. Het gemeten faseverschil van beide signalen was een maatstaf voor de meerafstand die het weerkaatste signaal had afgelegd. Deze meerafstand gold voor alle punten van een denkbeeldige ellips, die de Britse radarzender en de Klein-Heidelberg tot brandpunten had. De positie van beide brandpunten lag vast en daarmee was ook de ellips die met het faseverschil correspondeerde, bepaald. Maar met de Klein-Heidelberg kon ook nauwkeurig worden vastgesteld uit welke richting het weerkaatste signaal kwam. De plaats waar die richtingslijn de ellips sneed, gaf de exacte positie van het vliegtuig aan. Hier was sprake van een buitengewoon listig parasiteren op de vijandelijke radarsignalen. Vrijwel niet te ontdekken en moeilijk te bestrijden.
Schematische voorstelling van de werking van de Klein-Heidelberg radarparasiet
Antennetorens van waarschuwingsradarstation dat deel uitmaakte van de Chain Home keten
De Klein-Heidelberg in Oostvoorne maakte gebruik van de antenne van een Wassermann S radarapparaat
Meer bekendheid kreeg het gebruik, dat de Duitsers maakten van het onvermijdelijke rumoer, dat grondtechnici ’s middags voor een bommenwerperaanval in de ether veroorzaakten, wanneer ze de zenders van de bommenwerpers op de voorgeschreven frequenties afstelden. Als de Horchdienst (Radiouitluisterdienst), een onderdeel van de Duitse luchtverdedigingsorganisatie, dit rumoer waarnam, was deze gehele organisatie meteen gewaarschuwd! Waren de bommenwerpers eenmaal opgestegen, dan kon de Horchdienst de meldingen waarnemen die werden gedaan, wanneer de toestellen op een verzamelpunt kwamen om de zo gevreesde bommenwerperstroom te gaan formeren. Maandenlang konden de Duitse nachtjagers vrijwel ongehinderd de belangrijke route- en doelmarkeerders (pathfinders) uit de nachtelijke hemel ‘pikken’ door eenvoudig op de zenders van hun H2S navigatieradar te 'homen’. De pathfinder force leed hierdoor gevoelige verliezen. Eerst toen de Britten duidelijk werd dat de hoge verliescijfers toegeschreven moesten worden aan het aanvliegen van de navigatieradars, werd het gebruik ervan tot het strikt noodzakelijke beperkt.
In de uitstulping aan de onderzijde van de romp van de Lancaster bommenwerper huist de roterende antenne van de H2S navigatieradar Aan de hand van de radiostraling die deze antenne 'rondstrooide', kon de Horchdienst uitstekend de positie en vorderingen van een bommenwerperstroom vaststellen
Meteo-meldingen
Over deze (en andere) voorbeelden van het benutten van de radiosignalen uit ‘het andere veldpostnummer’, is in de loop der jaren al veel geschreven. Ik zou er dan ook geen aandacht aan hebben geschonken, ware het niet dat mij onlangs een bijzonder interessant geval ter kennis kwam van het stelselmatig gebruik door de Duitsers van Brits radioverkeer, waarover – voor zover mij bekend – nooit eerder melding is gemaakt. De meteo-posten op de Britse vliegvelden gaven op vaste tijden hun waarnemingen via de radio door. De Horchdienst ving de meldingen ook op en leidde ze door naar onder meer het commandocentrum van 3. Jagddivision van de Luftwaffe. In dit commandocentrum liep alle informatie binnen uit bronnen zoals de Jägerleitdienst, de Flugmeldedienst (Auge und Ohre, ook radar), de Funkmessdienst (radar) en de Horchdienst. De informatie werd geëvalueerd en leverde een actueel (ca. 1 minuut vertraagd) doorlopend Luftbild op, dat in kaart werd gebracht. Op grond van dit Luftbild gaven de bevelhebber van 3. Jagddivision en zijn operationele staf de bevelen die – gezien de situatie – noodzakelijk geacht werden. De sector van 3. Jagddivision omvatte het luchtruim boven ons land, het noordelijke deel van België en een reep van westelijk Duitsland. Het commandocentrum was ondergebracht in de enorme bunker 'Diogenes', die nog heden ten dage aan de Koningsweg in Schaarsbergen staat, naast de ingang aldaar van het Nationale Park De Hoge Veluwe. Een van de ondersteunende diensten die in de bunker vertegenwoordigd waren, was de meteorologische dient, die Wetterfrösche. De meteo-officieren in Diogenes stelden aan de hand van de meteo-meldingen van de Britse vliegvelden de weersverwachting voor die velden samen. Aan de hand daarvan en op grond van de ervaring kon een vrij nauwkeurige prognose worden gemaakt van de velden die waarschijnlijk wel en van de velden die waarschijnlijk niet gebruikt zouden kunnen worden. Het was de Duitsers bekend welke eenheden op welke velden lagen. Deze kennis, gecombineerd met het afstemverkeer van de radio’s en de prognose van de vliegvelden die voor gebruik in aanmerking kwamen, gaf de Duitsers in Diogenes in veel gevallen vroegtijdig een redelijk betrouwbare indruk van de omvang en de samenstelling van de bommenwerperstrijdmacht die ze mochten verwachten. Dit inzicht was van groot belang voor het arrangeren van de nodige tegenmaatregelen. Kortom, de Duitsers waren dikwijls beter voorbereid op hetgeen hen te wachten stond dan de Britten lief moet zijn geweest!
Not amused
De bevelhebber van 3. Jagddivision, Generalmajor Walter Grabmann (1905) was na de oorlog "drie jaar gast van Hare Majesteit de Koningin", zoals hij zijn krijgsgevangenschap met gevoel voor understatement typeerde. De Britse koningin, wel te verstaan. Bij een van de talrijke verhoren die hij moest ondergaan, lichtte hij zijn ondervragers ook in over de wijze waarop zijn staf gebruik maakte van de dagelijkse meteo-meldingen van de Britse vliegvelden. In eerste instantie toonden de ondervragers zich verrast, zo liet Grabmann mij weten. Maar spoedig sloeg hun verrassing om in ergernis. Ze waren bepaald not amused! Was het tot hen doorgedrongen op welk een knullige wijze zij zich in de kaart hadden laten kijken?