AirborneArnhem.nl : Het Willem Tiemens Archief AA  ·  Home  ·  Over

voor meer: www.tiemens.info

DOLEN DOOR DOORWERTHS DREVEN

Groene tekst: toelichtend

Blauwe tekst: citaat uit dagboek

Zwarte tekst: routebeschrijving

Kasteel Doorwerth

Wie in de middeleeuwen vanuit het westen naar Dorenweerd liep of reed, zag als eerste herkenningsteken een galg opdoemen. De kasteelheren lieten er bij de bezoekers van hun domein geen twijfel over bestaan wie het er voor het zeggen had.

Het imposante bouwwerk werd oorspronkelijk als houten burcht gesticht in 1260 door Berend van Dorenweerd, die genoemd werd naar de plaats waar hij de burcht stichtte. Enkele decennia later, nadat de burcht bij een belegering afbrandde, werd hij opnieuw opgebouwd. Niet in hout, maar in baksteen (kloostermoppen) deze keer. In de eeuwen die volgden werd het verder uitgebreid en bewoond door diverse adellijke geslachten van Gelre. De zeventiende eeuw werd de glorietijd van het kasteel.

Koninklijke feesten en partijen

In 1667 ging het kasteel voor het eerst over in buitenlandse handen. De Noordduitse graaf Anton von Aldenburg ontving er veel hooggeplaatst bezoek uit het buitenland en zo kreeg het kasteel een internationale reputatie. Ook koning-stadhouder Willem III kwam graag op de Dorenweerd (pas in het begin van de negentiende eeuw werd de naam als 'Doorwerth' geschreven) om in de omgeving te jagen. Hij deed zelfs enkele pogingen om het aan te kopen. Aan al die adellijke grandeur kwam een einde toen de familie Von Aldenburg haar financiële verplichtingen niet langer kon nakomen en het kasteel moest verkopen. In 1837 werd kasteel Doorwerth, na een langdurige periode van leegstand en verwaarlozing, aangekocht door Jacob Adriaan Prosper baron van Brakell. Deze Van Brakell verwierf in die periode diverse grote landgoederen in die streek, welke hij tot één groot bezit samensmeedde. De nazaten van Van Brakell hebben het kasteel nooit bewoond. Maar de band met de laatste bewoners, de Van Brakells, wordt tot op de dag van vandaag in stand gehouden door de familie Branderhorst die, oorspronkelijk als slotbewaarders, al vier generaties lang op de voorburcht woont. Het bezit viel uiteen en het kasteel raakte vanaf 1878 opnieuw in verval. In 1910 verwierf kolonel b.d. F.A. Hoefer het bouwvallige kasteel. Hij gaf het startsein voor een grondige restauratie. Drie jaar later al kreeg het een nieuwe bestemming, het ging onderdak bieden aan de verzameling van het Nederlandsch Artillerie-Museum. Ook werd het de plaats van samenkomst van de Commanderij Nederland der Johannieter Orde. Frederic Hoefer overleed in 1938. Zes jaar na zijn dood werd het kasteel tijdens de Slag om Arnhem vrijwel geheel vernield. Wat overbleef was niet veel meer dan een trieste puinhoop. Nog maar enkele muren stonden overeind.

Van jachtslot tot museum

Na de oorlog nam de Vereeniging 'De Doorwerth' de zware taak op zich om het kasteel te herstellen, een taak die in 1956 werd overgenomen door de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Het Airborne Museum (nu gevestigd in het voormalige Hotel Hartenstein in Oosterbeek), was van 1949 tot 1978 gevestigd in het eerst herbouwde gedeelte van het complex, waarin nu Theeschenkerij De Zalmen is ondergebracht. In 1969 verwierf de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen kasteel Doorwerth en in 1983, na een restauratie van 37 jaar, werd het officieel heropend door prinses Juliana. Het Museum voor Natuur- en Wildbeheer is thans een belangrijke 'bewoner' van het kasteel. Daarnaast zijn er nog twee interessante collecties ondergebracht. Kortom, volop de moeite van het bekijken waard!

Terwijl de wederopbouw van het kasteel nog in volle gang was, werd de nog povere collectie van het nieuwe Airborne Museum ondergebracht in een reeds hersteld bijgebouw

We verlaten het kasteel via de hoofdingang en lopen over de parkeerplaats naar het dijkje aan de zuidzijde, dat het kasteelcomplex beschermt tegen het hoge water van de Neder Rijn. We volgen deze dijk en komen zo aan de bosrand.

We gaan rechtsaf de geasfalteerde weg (Fonteinallee) op en volgen die zo'n 150 m. Dan slaan we linksaf, de Italiaanseweg in. Meteen aan onze rechterhand, net achter de vijver, stond ooit een houten huis, Het Jagershuis. Nu woekert op deze plaats het bos.

Foto links: op de hoek van de Fonteinallee en de Italiaanseweg lag Het Jagershuis, een houten huis dat aan het einde van de oorlog door krijgshandelingen is verwoest. Foto rechts: voor het huis lag de vijver met boothuisje, hier gezien vanaf de Italiaanseweg. Geheel rechts is nog juist een stukje van de Fonteinallee te zien. Nu is de verwaarloosde vijver nog het enige dat over is van hetgeen deze oude foto's van dit idyllische plekje laten zien

Na de beklimming van de 'Dunopas' doemt er aan de rechterzijde een wit huis op. Naast dat huis ligt een ingang van het landgoed Duno.

Duno

De Duno: de beboste steile heuvelrand met aan de voet sprengen en vijvers en bovenop fraaie uitzichten over de Betuwe. Dit landschap is de erfenis van de ijstijd. De wal van zand, grind en leem, die oorspronkelijk nog veel hoger is geweest, werd voor het landijs uit opgestuwd. Uitlopers van dat landijs reikten ruim 100.000 jaar geleden tot hier. Smeltend ijswater en regen hebben nadien de erosiedalen in de stuwwal uitgesleten. De Duno dankt zijn naam aan het landhuis dat er in de achttiende eeuw stond en door zijn eerste eigenaar Duunoog was gedoopt. Wellicht vond de man de heuvels rond zijn bezit op duinen lijken. Eind negentiende eeuw werd het landhuis afgebroken en vervangen door een riante villa. De laatste bewoner, een theeplanter uit voormalig Nederlands Indië, liet het landgoed bij zijn overlijden in 1931 na aan Het Geldersch Landschap. Helaas heeft ook deze villa, met zijn adembenemende uitzicht over de Betuwe, de oorlog niet overleefd.

‘Boven’ aangekomen, keren we de Italiaanseweg letterlijk de rug toe.

Italiaanseweg

Nu de naam Italiaanseweg andermaal valt, is het misschien goed om een dreigend misverstand bij voorbaat te voorkomen. Deze idyllische - door oude eiken en beuken omzoomde - weg heeft niets met Italianen te maken, laat staan met Romeinen. De al eerder genoemde baron van Brakell legde de weg pas in 1848 aan over zijn bezitting tussen de Utrechtseweg bij Oosterbeek en het kasteel dat hij elf jaar daarvoor had gekocht en gaf hem die naam. Dus niks Romeinse Heerbaan. Jammer, maar ’t is niet anders. De Italiaanseweg brengt al vele decennia de geesten in vervoering. Zo schreef het 14-jarige meisje Henriëtte Elisabeth Fabius (22.04.1873 – 30.06.1900), die van 1 tot 17 augustus 1887 op Dreieroord te Oosterbeek logeerde, de volgende lyrische beschrijving in haar dagboek van de tocht per koets die zij met haar oom en tante 13 augustus 1887 over de Italiaanseweg maakte. Zij deden dat in tegenovergestelde richting van onze voettocht. We zouden hen dus hebben kunnen tegenkomen …

"Den laatsten dag der week werd er een laatste toer gedaan, die zeker de prachtigste mocht genoemd worden en wel naar den Doorwerth.Als men in die streken bekend is, dan zegt deze naam Doorwerth heel veel, en getuigt van heel veel schoons, maar dat alles is nog niet zoo spoedig gezegd van de prachtige omstreken, want lang niet ieder koetsier weet dáár de wegen. De onze evenwel is uit deze buurten en weet alles, doch zegt zelf, dat als hij niet als klein kind reeds veel had gereden, hij het evenmin zou weten als zijn knechts of als andere koetsiers. Ook moet er hier in aanmerking genomen worden, dat juist niet altijd de straatwegen het mooiste zijn, maar dat dikwijls nog de gewone binnenwegen het daarvan winnen. Maar om nu niet geheel van den 13den Augustus af, de binnenwegen in te dwalen, moet ik terug naar Dreieroord waar wij om 12 uur in het rijtuig stapten en wegreden. Even voorbij de Koude Herberg stond er een tol en daarbij ligt een prachtige weg, die naar den Doorwerth voert. Deze weg wordt de Italiaansche genoemd hetwelk vreemd klinkt, maar toch – men had geen beteren naam kunnen geven aan den prachtigen zigzagweg, die zijns gelijke niet vindt. In het begin was de weg niets anders dan kronkelingen en aan beide kanten begroeid met laag en hoog hout. Het was dus een prachtig eind, en geen wonder, dat ik nu en dan mijne verbazing eens lucht gaf, maar dan zeiden Oom en Tante, die er als eens waren geweest in het vorige jaar: "Ja, het is prachtig, maar wat men nu eigenlijk het mooie er van noemt, dat moet nog komen!" "Wat zal dat dan wel zijn," dacht ik bij mij zelven, als hier nu alles reeds zoo prachtig is? Toch vermoeide ik mij niet met het verlangen naar die mooie dingen, die komen zouden, maar genoot van hetgene zich nu aan mijne oogen vertoonde. Eindelijk kwamen wij op een zeer hoog eind, want, daar wij langzaam geklommen waren, zagen wij hoe ons aan weerszijden de hooge boomen hadden vaarwel gezegd, en hoe zij in plaats van met de stammen met hunne toppen gelijk aan ons waren. Of ze ook laag stonden, maar toch waren er nog lager plekjes, die wij zouden berijden. Om op die lage plekjes te komen, moesten wij natuurlijk eene dubbele hoogte af, evenals de reizigers, die op een hoogen bergrug staan en tegen de ontzettende steilte opzien, daar zij vreezen er van af te storten. Van zulk een steil gebergte had nu onze weg ook veel en om er zoo steil af te rijden, ware onmogelijk geweest. Om het vallen met rijtuig en al te beletten, gaat de weg dan ook niet recht naar beneden, maar is zóó aangelegd, dat hij groote kronkelingen maakt en dus loopt hij zigzag op groote schaal. Als men dit rijden indenkt, dan spreekt het van zelf, dat men zich ook het prachtige van den weg wil voorstellen, en van de bosschen, die hem begrenzen in de hoogte en de diepte, maar al onze voorstellingen zouden ons als zeer weinig ver hebben gebracht, dat hebben wij nu wel bemerkt."

Naast het witte huis aan onze rechter zijde lopen we tussen twee stenen palen door het landgoed Duno in. Bij het witte boswachtershuisje aangekomen, slaan we rechtsaf het klinkerweggetje in en lopen naar het plateau waarop ooit het huis Duno stond. Geniet hier nog eens van het uitzicht en kijk ook eens op het bord, dat iets terzijde staat, hoe dat ook al weer zat met die stuwwal.

Zangers in het bos

Vanzelfsprekend zijn er veel vogels op de Duno. In het voorjaar kun je op sommige plekjes de nachtegaal horen. Daarvoor hoef je niet 's nachts op pad te gaan, overdag zingt hij ook wel. Wie deze betoverende fluiter misloopt, kan nog volop genieten van de zang van allerlei ander gevederd klein grut, zoals vinken, lijsters, merels en roodborstjes. Maar ook wat schuwere vogeltjes zoals de boomklever en de boomkruiper huizen hier. Een op thermiek cirkelende buizerd is altijd weer een bezienswaardigheid, hoewel zeker geen bijzonderheid. Ook de bosuil huist graag in dit gebied met vele oude bomen die rijk zijn aan holtes. Maar deze wijze vogel laat zich alleen in het vroege voorjaar of in de nazomer horen. Zien laat hij zich slechts zeer zelden.

We verlaten het Duno plateau weer in dezelfde richting als waar we uit kwamen en krijgen weldra het witte boswachtershuisje weer in het vizier. We gaan nu rechtdoor, volgen dus het brede, aflopende en met grind verharde pad, passeren de witte slagboom van Het Geldersch Landschap en belanden op een geasfalteerde weg. We slaan rechts af. Juist voor de voorrangskruising duikt vanuit het bos links een beekje onder we weg door; de Seelbeek. Het komt uit in de Rijn. Met enig recht zou je het beekje dus een zijrivier van de Rijn kunnen noemen! Houden we even het trottoir aan dat weldra rechts begint, en houden we de blik voor ons uit gericht, dan ontwaren wij weldra het lonkende terras van restaurant De Valkenier, een klassiek bouwwerk, Amsterdamse stijl, met een rieten hoed op.

Schoonheid op de grond

Wie bij het witte huis naast de ingang van het landgoed Duno niet zou afslaan, maar de Italiaanseweg zou blijven volgen, komt aan de rand van Doorwerth bij een rotonde uit. Na die overgestoken te hebben om de Italiaanseweg weer op te pakken, betreedt u het meest schilderachtige stukje van deze weg, het gedeelte namelijk tussen de van der Molenallee in Doorwerth en de Utrechtseweg in Oosterbeek. Heuvelachtige terreinen, met afwisselend oude houtopstanden, akkers en nieuwere bossen. Deze terreinen – rechts Hoog Oorsprong en links Zilverberg - zijn vermaard om hun zeldzame paddestoelen, zoals de baretaardster, zwartvoetkrulzwam, spechtinktzwam, harig schijfzwammetje en gewimperde aardster. De beuken die hier langs de weg staan, mogen we zonder overdrijving monumentaal noemen.

Bovendien moet je niet opkijken, wanneer hier plotseling een ree op korte afstand je pad kruist. Wat let ons om nog eens terug te komen om rustig door dit mooie gebied - en daar verstaan we dan ook de omgeving van het naburige Wolfheze onder - te wandelen, eens andere paden in te slaan en volop te genieten van wat er verder zo ruimschoots te genieten valt? En dan na afloop even uitblazen op het terras van de nabije uitspanning Westerbouwing, met een schitterend uitzicht over de Rijn en de Betuwe; met aan je linkerhand de skyline van Arnhem? Of toch weer bij De Valkenier?

Er vanuit gaande, dat het kopje koffie ons goed gesmaakt heeft en de krachten zijn weergekeerd, maken wij ons op voor de terugtocht naar het kasteel. Vanaf De Valkenier lopen we nog wat verder de Oude Oosterbeekseweg op, passeren een klein nieuwbouwwijkje (rechts) en gaan na het laatste huis rechts het bos in. Het bospad blijven we volgen. Weldra zien we, dat rechts beneden ons de Seelbeek onze metgezel wordt. Door het bosschage achter de Seelbeek vangen we her en der een glimp op van Heveadorp, genoemd naar de Heveafabriek die hier eens stond. Het bewijs daarvan vinden we nog, als we wat verder doorgelopen zijn, aan de rechterzijde van het pad; betonvoeten van inmiddels weggeroeste afrasteringpalen, waarin met sierlijke letters Hevea staat.

Aan het eind van het pad dalen we af naar de Fonteinallee. We gaan hier rechts af en houden bij de kruising met de Dunolaan links aan. We passeren dan eerst het lieve huisje in cottage stijl, weldra gevolgd door een oud tolhuisje.

Geen nood, hier wordt al sinds mensenheugenis geen hoge tol meer betaald!

Het tolhuisje in het begin van de 20ste eeuw, toen de schoorsteen nog moest roken van de tol die er geheven werd . . .

We volgen de Fonteinallee westwaarts. We lopen nu op de scheidslijn tussen twee totaal verschillende landschappen. Links het lage land, het uiterwaardengebied van de Neder Rijn, rechts de gelobde stuwwal uit de ijstijd, een 30 à 40 meter steil opgaand. Na een heerlijke wandeling over dit rustige, absoluut vlakke stukje weg ontwaren we tot onze geruststelling de torentjes van het kasteel boven de bomen. Nu redden we ons verder wel zonder routebeschrijving . . .

Klik hier om terug te gaan naar de Home Page.